![]() | ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Het zogenaamde «synodale proces», gepromoot door de Katholieke Kerk en uitgesteld tot het jaar 2028, heeft bij sommige mensen hoop gewekt op een diepgaande vernieuwing. Maar als we de interne structuur van de Kerk — dat wil zeggen, haar hiërarchie — realistisch analyseren, zien we dat er diepe obstakels zijn die echte hervorming vrijwel onmogelijk maken.
De institutionele Kerk functioneert niet als een eenvoudige gemeenschap van gelovigen. Ze is georganiseerd als een hiërarchische en gecentraliseerde structuur, waarin de macht bij de geestelijkheid ligt. Deze geestelijkheid claimt al eeuwenlang het recht om te bepalen wat men moet geloven, hoe het geloofsleven moet worden georganiseerd en wie er namens God mag spreken.
Deze manier van functioneren maakt elke echte verandering zeer moeilijk. Hoe kan een structuur worden getransformeerd als zij niet bereid is haar eigen autoriteit en manier van werken ter discussie te stellen?
In de Evangeliën verzamelt Jezus van Nazareth gewone mensen om hen uit te nodigen tot een levensproject gebaseerd op gerechtigheid, solidariteit, dienstbaarheid aan de armen en de transformatie van de wereld: dat is wat Hij het «Koninkrijk van God» noemt. Maar in de Kerk van vandaag is die boodschap ver verwijderd van de dagelijkse praktijk.
In plaats van te werken aan dat Koninkrijk op aarde, heeft de instelling haar leven gecentreerd rond dogma (wat men moet geloven), hiërarchie (wie er de baas is) en eredienst (rituelen en liturgie die vaak betekenisloos zijn geworden).
Het jaar 2025 markeert de 1700e verjaardag van het Concilie van Nicea, een belangrijk moment in de geschiedenis van de Kerk. Daar begon, in alliantie met de politieke macht van het Romeinse Rijk, de hiërarchie op autoritaire wijze vast te leggen wat mensen moesten geloven. Zo werd het dogmatisme geboren — een van de meest problematische kenmerken van de Kerk: de oplegging van gesloten en absolute waarheden, zonder ruimte voor dialoog of gezamenlijke zoektocht naar waarheid.
Mettertijd werd de eredienst — dat wil zeggen, missen, rituelen, formele gebeden — het centrum van het kerkelijk leven. Het probleem is niet het bestaan van eredienst zelf, maar dat die de ware oproep van Jezus is gaan vervangen: zich actief inzetten voor een rechtvaardigere wereld. Tegenwoordig denken veel gelovigen dat het voldoende is om te «voldoen» door naar de mis te gaan, zonder zich te bekommeren om het lijden van hun naaste of om sociale verandering.
Achter dit alles ligt wat bekendstaat als klerikalisme: het idee dat alleen priesters bevoorrechte toegang hebben tot God, tot de waarheid en tot de leiding van de Kerk. Deze mentaliteit is eeuwenlang versterkt, waarbij leken — dat wil zeggen, de meerderheid van de gelovige bevolking — afhankelijk en ongeschoold zijn gehouden.
De Kerk heeft eeuwenlang een beleid gevoerd dat de toegang van gelovigen tot kennis beperkt: verboden op het lezen van de Bijbel, vervolging van afwijkende ideeën (zoals tijdens de Inquisitie) en weinig bevordering van theologische studie onder leken. Hoe onwetender een volk is, des te gemakkelijker het is om zonder vragen te accepteren wat vanaf de preekstoel wordt gepredikt.
Een duidelijk voorbeeld van deze vertekening is te zien in fenomenen zoals de verering van bepaalde religieuze beelden. Onlangs was er in een regio van Spanje een felle discussie over de restauratie van het beeld van de Maagd van Macarena. Gepassioneerde mensen debatteren over de kleur van haar ogen of de lengte van haar wimpers, alsof dat enige geestelijke of doctrinaire betekenis zou hebben.
Wat opvallend — en verontrustend — is, is dat diezelfde mensen vaak totaal niet weten wat Jezus werkelijk onderwees. In de Evangeliën (Matteüs 12:46–50; Lucas 8:19–21; Marcus 3:31–35) hecht Jezus geen bijzondere waarde aan zijn biologische moeder, maar zegt Hij dat zijn echte familie degenen zijn die de wil van God doen. Toch heeft de instelling dit soort oppervlakkige devoties bevorderd, omdat ze de aandacht afleiden van de radicale boodschap van Jezus.
Hier ligt de grote tegenstrijdigheid van het synodale proces: degenen die de verandering zouden moeten leiden (de kerkelijke hiërarchie) zijn juist degenen die het meest profiteren van het huidige systeem. Het is alsof je de wolf laat waken over de schapen.
Dus zelfs al worden er bijeenkomsten, synodes en debatten gehouden, is het zeer onwaarschijnlijk dat er fundamenteel iets zal veranderen. Cosmetische hervormingen kunnen een beeld van openheid creëren, maar als de wortels van het probleem — de absolute macht van de clerus, lege eredienst, theologische onwetendheid — niet worden aangepakt, zal er niets veranderen.
Als er hoop is, dan ligt die niet bij de clericale elite, maar bij de basis: gemeenschappen van gelovigen die het Evangelie serieus nemen, die lezen, vragen stellen, studeren en zich engageren met de echte wereld — niet met een etalage-religiositeit.
De Kerk hervormen betekent niet haar interne wetten of taal veranderen. Het betekent de essentie van Jezus’ boodschap terugvinden: liefde, gerechtigheid, gelijkheid en transformerend handelen. Maar dat zal alleen mogelijk zijn als gelovigen ophouden te wachten tot de verandering van bovenaf komt en besluiten van onderaf te beginnen.