We leven in een tijd waarin eindeloos wordt herhaald dat privébezit de basis is van vrijheid, welvaart en sociale orde. Er wordt gezegd dat het onvoorwaardelijk verdedigen ervan gelijkstaat aan het verdedigen van vooruitgang. Maar deze boodschap, die goed klinkt in krantenkoppen, verbergt een diepe tegenstrijdigheid: wat heeft het voor zin om eigendom als absoluut recht te verdedigen als duizenden mensen niet eens toegang hebben tot een fatsoenlijk dak boven hun hoofd?

Het duidelijkste voorbeeld is te vinden in Madrid. In La Cañada Real wonen al jarenlang honderden gezinnen onder verwaarloosde omstandigheden, zonder gegarandeerde toegang tot basisvoorzieningen zoals elektriciteit. Veel van de bewoners zijn genegeerd of zelfs gecriminaliseerd, terwijl het conflict over het eigendom van het land — tussen regionale overheden, gemeenten en particuliere eigenaren — eindeloos voortduurt. Er wordt veel gesproken over het “recht op eigendom”, maar wat met het recht om waardig te leven?

Dit is geen op zichzelf staand geval. Het weerspiegelt hoe in Spanje en in veel andere delen van de wereld de verdediging van privébezit verward wordt met de verdediging van de belangen van de rijksten. Wanneer het taboe wordt om over herverdeling te praten, wanneer belastingen op vermogen of eigendom worden gedemoniseerd, dan wordt er in werkelijkheid geen vrijheid beschermd, maar een diep ongelijke orde.

Daartegenover staat de onvervangbare rol van de staat: het garanderen van rechten voor iedereen, niet alleen van privileges voor enkelen. Er zijn dingen die individuen niet alleen kunnen oplossen. Huisvesting, onderwijs, gezondheidszorg, mobiliteit en energie mogen niet worden overgelaten aan de grillen van de markt of liefdadigheid. Alleen krachtig publiek optreden, met herverdelende beleidsmaatregelen en effectieve regulering, kan structurele ongelijkheden corrigeren.

En dit is geen theorie. Kijk maar naar de evolutie van de huurprijzen in steden als Barcelona of Madrid, waar veel wijken doelwit zijn geworden van speculatie door investeringsfondsen en grote verhuurders. Ondertussen vinden duizenden mensen geen betaalbare woning. Eigendom mag niet enkel een instrument zijn voor winst. Het moet ook een sociale functie vervullen.

Maar telkens wanneer er maatregelen worden voorgesteld om deze ongelijkheden te corrigeren — zoals het begrenzen van buitensporige huurverhogingen, het belasten van grote verhuurders of het terugvorderen van leegstaande woningen voor openbaar gebruik — duiken dezelfde argumenten op: dat de vrijheid wordt aangevallen, dat er rechtsonzekerheid ontstaat, dat de economie gevaar loopt. Maar wat met de echte onzekerheid van wie zich geen woning kan veroorloven? Wat met de economie van wie het einde van de maand niet haalt?

Ongelijkheid is geen abstract probleem. Het heeft gezichten, namen en adressen. Het heeft ook cijfers: in Spanje bezit de rijkste 10% meer dan 50% van de nationale rijkdom. Kunnen we werkelijk spreken van vrijheid als het startpunt zo ongelijk is?

Daarom is het belangrijk te onthouden dat gelijkheid niet vanzelf ontstaat. Ze moet opgebouwd worden. En alleen de staat kan dat garanderen — door tussen te komen waar de markt faalt, de excessen van het kapitaal te corrigeren, en diegenen te beschermen die geen stem hebben in de grote krantenkoppen.

Privébezit mag dan een legitiem recht zijn, het kan niet boven het recht op een waardig leven staan. Het mag niet worden gebruikt om uit te sluiten, te speculeren of geërfde privileges te beschermen terwijl de meerderheid kansen worden ontzegd. Het mag geen excuus zijn voor stilstand.

Gelijkheid verdedigen betekent niet dat je tegen iemand bent — het betekent dat je voor iedereen bent. Het betekent ervoor zorgen dat democratie geen façade is, maar een gedeelde realiteit. En dat vereist politieke wil, fiscale rechtvaardigheid en de moed om te breken met verhalen die privilege vermommen als vrijheid. Want zonder gelijkheid is eigendom geen vrijheid — het is overheersing. En zonder een staat die dat voorkomt, wordt die overheersing wet.